In de VS is de Toyota Prius, wereldwijd de best verkochte hybrideauto, uitgegroeid tot een statussymbool. De Amerikanen willen met het voertuig vooral hun buurman de loef afsteken, eerder dan dat ze met het zuinige verbruik en de lage uitstoot het milieu willen sparen. Door zijn opvallende vorm heeft de Prius een streepje voor op de hybrides van Honda of Ford, die nauwelijks van de gewone modellen te onderscheiden zijn.
Zelf rijd ik bijna een jaar met zo’n hybrideauto, en veel indruk maak ik er niet mee. Toch niet aan de verkeerslichten, waar snel optrekken helaas geen optie meer is. Eens afgekickt van de vroemgeluiden is het echter zalig rijden in zo’n halfelektrische wagen. En ik draag mijn bescheiden steentje bij tot de oplossing van het milieuvraagstuk, niet? Dat valt nog te bezien. Als je het hele productieproces bekijkt, van wieg tot graf, dan scoort een hybride met zijn uitgebreide batterijpakket niet zo best. Maar volgens specialisten weegt vooral de milieu-impact tijdens de gebruiksfase door en dan is een hybrideauto, of beter nog, een volledig elektrische wagen, voorlopig onklopbaar.
Maar er is nog een probleem met hoogtechnologische apparaten, of ze nu groen zijn of niet. In een hybride auto zitten, net als in gsm’s, zonnepanelen of windturbines, een pak grondstoffen die niet onuitputtelijk beschikbaar zijn. Mijn Prius bijvoorbeeld torst 15 kilogram zogenoemde zeldzame aarden mee, die luisteren naar tongbrekende namen als lanthaan, neodymium, cerium, dysprosium of terbium. In één windturbine gaat ongeveer een ton van die grondstoffen.
Zeldzame aarden of rare earths zijn zeventien metalen die maar in een beperkt aantal mijnen gewonnen worden, vandaar het predicaat zeldzaam. De productie is erg vervuilend en energieverslindend – vaak gaat het om bijproducten van andere metalen –, redenen waarom westerse landen als de VS en Australië in het verleden hun mijnproductie stillegden. Daardoor kreeg China zowat het monopolie, en toen het vorige zomer aankondigde zijn zeldzame aarden vooral voor eigen gebruik aan te willen wenden, ontstond er onrust in de VS, Europa en Japan. Fysicus Robert Jaffe van het MIT, die meeschreef aan een Amerikaans rapport over kritieke grondstoffen (energy critical elements, waaronder zeldzame aarden), verwacht op korte termijn geen tekorten, hoewel hij erkent dat elke betrouwbare informatie over de Chinese mijnbouw en de voorraden ontbreekt. Hamsteren is op lange termijn weinig zinvol, want dat zou de noodzakelijke innovatie in de weg staan.
Twee alternatieven blijven over: doorgedreven research naar nieuwe materialen en recycling. Voor dat laatste staat het Belgische bedrijf Umicore in poleposition, hoewel ze daar – wellicht om tactische redenen – nogal mistig over doen. Recycling van kritieke chemische elementen is op dit moment bijvoorbeeld om economische redenen niet evident. Batterijen van elektrische auto’s of windturbines hebben een vrij lange levensduur van enkele tientallen jaren. Umicore legt zich voorlopig dan ook volop toe op de recycling van mobiele telefoons, die in een veel hoger tempo worden geconsumeerd.
Als de toelevering van essentiële grondstoffen voor onze elektronica en ‘groene’ technologie in gevaar komt, schiet men in het Westen wakker. Maar met de grondstoffenhandel is er zoveel meer mis. De Nederlandse journaliste Seada Nourhussen bezocht onlangs Oost-Congo waar het ‘stikt van de mijnen met coltan, cassiteriet, worlframiet en goud’, materialen die eveneens in onze mobiele telefoons, laptops en mp3-spelers terechtkomen. De ontginning van deze ertsen gebeurt chaotisch en in bijzonder primitieve arbeidsomstandigheden door jongeren, oudere mannen en alleenstaande vrouwen. Het onderbetaalde reguliere leger en de vele rebellenbewegingen proberen op een brutale manier controle over de mijnen te krijgen, volgens velen de echte inzet van de vuile burgeroorlog die de regio sinds 1998 teistert.
De precieuze mineralen vinden hun weg naar westerse en Aziatische producenten via een rist schimmige tussenhandelaars, verschillende daarvan met een adres in Brussel. ‘Kleeft er bloed aan mijn gsm?’ vraagt Nourhussen zich af in haar boek Bloedmobieltjes. Coltan in Congo af. Je zou na lezing van haar relaas geneigd zijn ja te antwoorden.
Bron: Door Raf Scheers, hoofdredacteur EOS magazine nr.6 juni 2011